Wat een mooi gebouw is dat toch, het onderkomen van Royal Delft. We mogen wachten in de hal, waar al het één en ander aan Delfts Blauw te bewonderen is, totdat we opgehaald worden. Langs een monumentale trap worden we naar de filmzaal geleid. Gewoonlijk worden hier films vertoond over het productieproces van het beroemde Delftse aardewerk, maar nu kunnen we hier kijken én luisteren naar a capellagroep VIER.
VIER bestaat, zoals te verwachten valt, uit vier zangers: twee vrouwen en twee mannen. Eén van de heren is tevens toetsenist, doch het keyboard wordt nauwelijks gebruikt. De set begint met een lastig, bijna a-tonaal stuk, wat overgaat in een Frans chanson. We worden meteen gegrepen door de prachtige, harmonieuze klanken die Koosje, Lisa, Michiel en Tom voortbrengen.
Wat voornamelijk opvalt aan deze jonge zangers, is hun tekstbeleving. Ze zijn niet ‘alleen maar’ mooie klanken aan het produceren: aan hun expressie is af te lezen dat ze ook met de inhoud van de liedjes bezig zijn. Of het nu in het Engels, Frans, Italiaans of Nederlands is.
VIER heeft een zeer gevarieerd repertoire. Niet alleen qua talen, maar ook qua stijlen. Zo gaan we van klassiek, via Toon Hermans naar Bacharach. Die veelheid aan stijlen is totaal niet storend. Alles loopt soepel in elkaar over.
Het enige nummer dat geheel met keyboard wordt begeleid is “Havanna u na na”, een recente hit. Leuk dat VIER deze aanstekelijke bossanova nú al op het repertoire heeft.
De leden van VIER, die elkaar kennen van het conservatorium, zoeken constant naar nieuw materiaal. Vooral alt Koosje is daar intensief mee bezig. Ze gebruiken bestaande arrangementen, of laten de nummers arrangeren door o.a. Jannum Kruidhof (“De appels op de tafelsprei”).
De set wordt afgesloten met een ontroerende versie van “A house is not a home”. Daarna verlaat ik de filmzaal, met een heleboel melodieën in m’n hoofd.
Er is jammer genoeg slechts een select groepje publiek gekomen voor dansgroep NEVA in het Prinsenkwartier. Een danseres daalt, vastgebonden aan een elastische, zwarte band, de trap af en neemt ons mee naar boven. Daar is de zaal doorkruist met zwarte banden en klinkt futuristische muziek.
De drie danseressen nemen ons mee naar een andere, bevreemdende wereld. Ze knopen her en der de zwarte banden aan elkaar en dragen zelf ook banden rond hun lichaam. Het publiek wordt letterlijk bij de hand gevat en naar een andere plaats geleid, zodat we deel worden van de lijnencompositie.
De danseressen worstelen met de banden en met elkaar. Ze zoeken contact, wat resulteert in een opeenvolging van onhandige omhelzingen. Eén van de danseressen klimt op een tafel, met banden rond haar lichaam en ledematen. Het publiek mag de ‘touwtjes’ in handen nemen, terwijl de danseres probeert om los te komen. Dit is de apotheose van het stuk.
Het is jammer dat er zo weinig toeschouwers zijn, maar het heeft als voordeel dat we ons deelgenoot voelen van de voorstelling. We worden allemaal individueel ‘aangesproken’ door de danseressen.
Er zit een verhaal achter de choreografie, maar het staat iedereen vrij er een eigen interpretatie aan te geven. Ik zie vooral mensen die verbinding zoeken en niet kunnen vinden, mensen die bang zijn een verbinding aan te gaan en mensen die zich willen bevrijden van knellende banden.
In het intieme bovenzaaltje van Bierhuis De Klomp vertelt Barbara Willemsen het onwaarschijnlijke verhaal van de zoektocht naar haar vader. Om haar verhaal te illustreren maakt ze gebruik van muziekfragmenten, projecties en souvenirs uit LA. Want dat is waar de zoektocht uiteindelijk naartoe leidt: Los Angeles, de woonplaats van haar vader.
Willemsen is in eerste instantie niet gecharmeerd van het idee om naar hem toe te gaan. Haar vriend heeft, zonder met haar te overleggen, tickets geboekt voor de vliegreis én voor een muziekevenement waar haar vader zal optreden. De vader van Willemsen is namelijk een vooraanstaand percussionist. Hij is de oprichter van de Osibisa band en speelde o.a. met Stevie Wonder, Fela Kuti en de Rolling Stones. Toen Willemsen twee jaar oud was, koos hij voor zijn muziekcarrière en verliet zijn gezin.
Willemsen ziet een ontmoeting met haar vader met gemengde gevoelens tegemoet. De moed zinkt haar regelmatig in de schoenen. Vol twijfel gaat ze samen met haar vriend naar het muziekevenement. Dan blijkt het optreden van haar vader afgelast te zijn. Wat nu? De zoektocht doorzetten of opgeven? Zijn ze daarvoor helemaal naar LA afgereisd?
Natuurlijk zet ze, met steun van haar partner, door. Via allerlei omwegen, die door Willemsen levendig beschreven worden, komen ze in The Temple Bar terecht, waar haar vader kort tevoren met Stevie Wonder heeft gejamd. Het lijkt erop dat de eigenaar van de bar over contactgegevens van haar vader beschikt. Of het uiteindelijk tot een ontmoeting komt, blijft in het midden.
Willemsen neemt ons mee in haar emotie: haar twijfel, haar paniek, haar verdriet, maar ook haar enthousiasme. Ze is een bruisende persoonlijkheid, die haar verhaal smeuïg weet te vertellen. Het is allemaal zó onwaarschijnlijk dat het wel waar moet zijn.
“Drums – Een zoektocht naar mijn vader” is slechts een voorproefje voor de trilogie waar Willemsen mee bezig is. Het verhaal over haar vader wil ze uitspinnen tot avondvullende voorstelling. Deel twee bestaat uit de zoektocht naar haar broer, eveneens een musicus, en deel drie gaat over haar roots als Nigeriaanse royalty. Het is duidelijk: Barbara Willemsen is nog láng niet uitverteld!