Om alle voorstellingen te kunnen zien die ik wil zien, heb ik voor mijzelf een keurig schema opgesteld. Daar is vandaag niets van terechtgekomen. Een vriendin, die de stadsboerderij aan het Rietveld bewoont, seinde mij in: “Kom naar Stephan Peters, als je de kans hebt. Ik krijg al kippenvel bij het inzingen.” Dat klinkt goed, dus gooi ik m’n schema om en ga naar de stadsboerderij.
Daar krijg ik een boomlange jongeman (Stephan Peters) en een jonge vrouw aan de piano (Marit Thus) onder ogen. Ze beginnen hun set met een vertaling van “Smile”.
Stephan beschikt over een mooie, loepzuivere stem, waar hij op de juiste momenten een voile overheen legt. In eerste instantie vind ik hem een tikje geschoold klinken. Mijn mening verandert al snel, wanneer hij, na een grappig verhaal over cowboylaarzen, het lied “Wie volgt” zingt. Een vertaling van het Franse “Au suivant”, over een kampbordeel waar de jonge soldaten één voor één een beurt krijgen. Stephan zingt de indringende tekst enorm doorleeft. Daarbij wordt hij uitstekend begeleidt door Marit.
Na een hilarisch verhaal over een groeitest die Stephan in zijn pubertijd onderging, zingt hij het zelfgeschreven “De lange man”. Het gaat uiteraard over een lange man, doch het is niet autobiografisch. Tenminste, dat hoop ik niet, want het loopt niet goed af met de lange man: hij wordt bespot en is aan de drank.
Stephan vertelt over het overlijden van zijn oma, kortgeleden. Het zette hem aan het denken over zijn eigen leven en waar hij later op terug wil kijken wanneer hij oud is. Stephan maakt ons deelgenoot van het lied “Ken je mij”, geschreven door Huub Oosterhuis. Het lied wat hij op de begrafenis van zijn oma heeft gezongen. Het is een ontroerend moment.
Stephan vervolgt met een luchtiger lied: een vertaling van “Alfie”, waarin eveneens de vraag wordt gesteld: waar gaat het om in het leven? Gevolgd door “Heb het leven lief”.
Deze sympathieke, 23-jarige zanger/kleinkunstenaar zingt zijn repertoire met de juiste intensiteit én integriteit. En dat komt over.
“De zieligste voorstelling ooit gemaakt voor kinderen”, uitgevoerd door Theatergroep Nachtbaard. Dat intrigeerde mij. Als ik maar niet bij een voorstelling op Teletubbie-niveau zou belanden, want daar had ik geen zin in. Maar vooruit: een mens moet af en toe zijn comfort zone verlaten.
In het Microtheater zitten zo’n twaalf kinderen en ongeveer evenveel volwassenen. Op het podium zit een man-met-baard. Om hem heen staan wel honderd jampotjes van verschillende groottes. Allemaal gevuld met een laagje water. Niet zomaar water, horen we later: het zijn tranen. Op de potjes zitten etiketten geplakt met tekeningen van zielige dingen. Maar wat zijn eigenlijk zielige dingen? De man-met-de-baard geeft een paar voorbeelden: een lieveheersbeestje op zijn rug, zenuwachtig zijn als je op moet treden, een natte scheet en “dat vertellen we wel als je later groot bent”.
Hij vertelt een zielig verhaal wat hem is overkomen als klein jongetje. Op school had de juf washandjes meegenomen in allerlei kleuren. De kinderen mochten, op alfabetische volgorde, een washandje komen halen. Dan is het heel zielig als je Van Venendaal heet, zoals de man-met-de-baard. Hij was als laatste aan de beurt en toen was er alleen nog bruin over.
“Wat vinden jullie zielig?” vraagt hij vervolgens en een paar kinderen branden los. “Als je een broodje kroket laten vallen,” zegt een jochie. “Dierenmishandeling,” vindt een meisje. “Ja, dierenmishandeling is héél zielig,” beaamt de man-met-de-baard. Het blijft even stil. Maar dan barst de man in een gek dansje met overdreven dramatische gebaren los. De kinderen, en ook de volwassenen, lachen erom en zo wordt het “zware” moment doorbroken.
De hele voorstelling zit vol van dit soort momenten: wanneer het even zwaar wordt (een dood konijn, bijvoorbeeld) wordt de zaak daarna weer verluchtigd met een grappig liedje, een raar dansje of een gekke actie. Zo blijft alles in balans en wordt het zeker niet té zielig.
Krokodillentranen worden behandeld; die heb je als je lékker zielig wilt zijn. En ook de samenstelling van tranen: water, olie en snot. Je kunt op verschillende manieren huilen: hard of heel zachtjes. De man-met-de-baard demonstreert het: eerst gaat je lip bibberen, dan ga je snotteren, je trekt een gekke bek en je stem gaat omhoog. De kinderen vinden het dolle pret.
“Je kunt ook verdrietig zijn zonder tranen te huilen. Hebben jullie dat weleens?” vraagt de man-met-de-baard.
“Ja,” antwoordt een jongetje, “als ik bijvoorbeeld zou horen dat mijn oma dood kan gaan, dan heb ik verdriet maar dan hoef ik niet te huilen. Maar als mijn oma dood is, dan huil ik wél.”
Een andere vraag is: “Zie je pappa of mamma weleens huilen?”
“Mamma gaat huilen als ze de weg niet weet in de auto,” klapt een jongetje uit de school. Op de vraag of pappa weleens huilt, blijft het stil. Dat kan wel kloppen. De man-met-de-baard pakt een klein potje en zegt: “Dit is hoeveel pappa’s huilen.” Dan pakt hij een enorm grote pot. Ja, dat viel te verwachten: dat is hoeveel mamma’s huilen. Het mondt uit in een interactieve rap over huilende mamma’s en troostende kinderen en pappa’s.
Nadat alle tranen, soorten van huilen en zielige gevallen voorbij zijn gekomen, gaat de man-met-de-baard de zaal in met een ukelele en brengt een serenade aan een jong meisje, aan een mamma en aan een opa met de boodschap: “huilen is voor iedereen”.
Wat een juweeltje van een voorstelling was dit. (Kinder)theater in z’n puurste vorm. Ga het zien: mét of zónder kinderen! Want al is het de zieligste voorstelling ooit: je komt gegarandeerd blij naar buiten.
Voor de derde voorstelling van zondagmiddag ga ik op zoek naar Roeivereniging DDS aan het Oostplantsoen. Een locatie die ik nog niet ken. Aan het water staat een karakteristiek gebouw met een torentje en in het torentje gaat de voorstelling zich afspelen. Het blijkt een bijzonder passende plek te zijn. Ik heb gemerkt dat voorstelling en locatie wel vaker goed op elkaar aansluiten tijdens deze editie van Fringe. Dat is een bonus voor spelers en publiek
We worden het torentje binnengehaald door twee heren met baarden, beiden gekleed in schotse ruit. De blonde heer draagt een kilt. Hij heet Ruud, zoals we even later horen. Ruud heeft de vaste intentie om vanmiddag Macbeth voor ons te spelen, het bloedigste stuk dat Shakespeare ooit schreef. Doch zijn kompaan Sjors is met andere dingen bezig.
Welwillend begint Sjors aan het stuk, maar al gauw gaat hij tegen te stribbelen: hij wil niet voor de derde heks spelen en vindt het al helemaal niet ok om in een jurk Lady Macbeth gestalte te geven. Hij ziet het veel meer zitten om zijn eigen café, “De dorstige kilt”, te runnen en plaatjes te draaien. Hij is op zoek naar de relevatie van Macbeth.
Ruud gaat ondertussen helemaal op in zijn rol en waant zich de koning der Schotten. Daarbij gaat hij over lijken. De ene familie is nog niet uitgemoord of hij smeedt al plannen om de volgende om te brengen. Sjors roept hem een halt toe. Zou hij in het werkelijke leven écht over lijken gaan als het om zijn ambitie gaat?
Sjors en Ruud verwisselen tijdelijk van rol, waarbij Sjors een zachtmoedige koning wil zijn. Maar dat werkt ook niet en Sjors wijdt zich weer aan zijn bar. De rol die hij het liefst zou willen spelen is die van man aan de bar, die het nieuws checkt op nu.nl en in discussie gaat met de andere barkluivers. En dan ziet Sjors opeens de relevantie van Macbeth. Ook nu zijn er Macbeths die koste wat het kost hun macht willen behouden. Je hoeft er alleen maar nu.nl op na te slaan.
Ruud en Sjors zetten de twee verbaal worstelende mannen meesterlijk neer. Soms theatraal en groots geacteerd, dan weer naturel of kluchterig. Ze switchen moeiteloos van de ene naar de andere acteermethode, zonder ongeloofwaardig te worden. Een voorstelling waar veel vaart en speelplezier in zit en die tot denken aan zet. Wat is er eigenlijk veranderd sinds Shakespeare Macbeth schreef? Bitter weinig.
Ik sluit de zondagmiddag af met een dansvoorstelling. Daarbij verlaat ik weer even m’n comfort zone, want hoewel ik dans vaak mooi vind om te zien, heb ik er geen verstand van. Misschien des te beter. Dan sta ik er onbevooroordeeld tegenover. Dat is nu juist wat de bedoeling is van de Misiconi Dance Company: onbevooroordeeld zijn. De groep bestaat namelijk uit mensen zonder en met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
De zes danseressen vormen drie duo’s. Ze volgen een lange opeenvolging van bewegingen uit, die zich telkens als een loop herhaalt. In mijn ogen ziet het eruit dat de danseressen elkaar twee aan twee helpen om vooruit te komen. Ze geven elkaar een zetje in de juiste richting, werken met elkaar samen, troosten elkaar. Ze zijn gelijkwaardig aan elkaar: ieder heeft zijn eigen aandeel in het geheel.
Eén van de danseressen breekt los uit de groep en haalt acrobatische toeren uit met een rolstoel. Een andere danseres zorgt voor een dramatisch toneelbeeld: de rolstoel ligt omver, de armleuningen afgebroken en de danseres ligt ernaast op de vloer. Daarmee eindigt de choreografie.
Eén van de danseressen komt naar voren en vraagt ons of we uit een grabbelton vijf vragen willen trekken en die vervolgens in een pot met “ja” of “nee” willen doen. Eén van de vragen luidt: “heb je iets nieuws gezien?” Die vraag kan ik met “ja” beantwoorden. Ik had nooit eerder zo’n diverse dansgroep gezien. De Misiconi Dance Company is enig in zijn soort in Nederland. Anders dan in Groot Brittannië bestaat er in Nederland geen dansopleiding voor mensen met een beperking. Daarom is de Misiconi Dance Company een eigen opleiding gestart. Een goed initiatief.