Oeps, te laat! Daardoor mis ik de eerste paar minuten van Angela’s optreden. Doch ik raak al snel in de ban van het verhaal. Het gaat over vrouwelijke piraten. Wie heeft daar ooit van gehoord? Door de geromantiseerde speelfilms die over piraten zijn gemaakt, weten we dat op de schepen soms vrouwen mee voeren, vaak verkleed als man om zichzelf te beschermen. Maar dat vrouwen zélf schepen overmeesterden, dat was mij onbekend.
Tekst: Marie-Jet Eckebus
We gaan terug naar de 18e eeuw. Als kind gingen Anne Bonny en Mary Read om verschillende redenen gekleed als jongen. Anne Bonny was een wilde tante. Ze trouwt met een piraat en vestigt zich in Nassau. Later ontmoet ze Calico Jack met wie ze een verhouding krijgt. Ze ontsnapt aan haar man en kiest met Jack het ruime sop. Ook Mary Read behoort tot de bemanning. De twee vrouwen worden dikke vriendinnen.
Terwijl op de achtergrond vintage beelden zijn te zien, vertelt Angela over de wilde avonturen van Anne en Mary, afgewisseld door een aantal mooie, poëtische liedjes, op gitaar begeleid door Sander van Herk.
Anne en Mary staan hun mannetje. De vurige Anne is een meester in het bedenken van listen om schepen te veroveren. Wanneer ze op een noodlottige dag worden aangevallen door piratenbestrijders, zijn het Anne en Mary die hun schip verdedigen. De rest van de bemanning, inclusief Jack, is te dronken om te vechten. Uiteindelijk worden Anne, Mary en de gehele bemanning in 1720 opgepakt en berecht. De twee vrouwen blijken beiden zwanger te zijn en ontlopen hierdoor de doodstraf. Wat er verder met hen gebeurde? Daar heeft Angela haar eigen theorie over.
Angela heeft een voorliefde voor de zee en stuitte op internet toevallig op de geschiedenis van deze vrouwelijke piraten. Daar kwam dit boeiende stuk muziektheater uit voort.
Kek biedt Jasper Smit een prettige huiskameromgeving. Hij is duidelijk in zijn element in deze intieme setting en gaat van start met een klein gezongen liedje: “God Bless the child”, oorspronkelijk van Billie Holiday. De rest van de teksten en composities zijn van Jasper’s eigen hand.
Het verbaast mij niet dat Jasper fan is van Randy Newman, Harry Bannink en Stephen Sondheim. In zijn liedje “Dikke vriend” bespeur ik een overeenkomst met “Short people” van Newman en in de knap gecomponeerde melodieën is een vleugje Bannink en Sondheim te herkennen. Doch het is zeker geen ordinair jatwerk. Jasper heeft zich weliswaar door hen laten inspireren, maar heeft zijn eigen stijl.
Zijn smeuïge verhaal over zijn puberteit en vroege volwassenheid gaat erin als koek. Uiteraard komen onbereikbare liefdes en gênante momenten aan bod. En nee, hij is géén homo! Maar ook al staat hij op feestjes langs de kant, terwijl iedereen danst, alles komt goed door een kopje thee van moeder. En daarmee komt zijn optreden, helaas, ten einde.
Jasper biedt kleinkunst in optima forma. Heerlijk om een kleinkunstenaar bezig te zien die alle disciplines in even goede mate beheerst: tekstschrijven, componeren, zang, bespelen van keyboard en gitaar is bij Jasper allemaal dik in orde. Hij heeft er gisteravond een fan bij gekregen.
Het publiek druppelt binnen. Tussen overhemden, jeansbroeken en kunst van Nielsen Gerlach staan stoeltjes en een bankstel voor ons klaar. Van achteren verschijnt een vrouw in een kleurrijke jurk. “Ik ben onzichtbaar,” zegt ze, “dat zien jullie zeker wel. Ik doe even iets technisch.” Nadat ze in een hoekje iets geprutst heeft, verdwijnt de onzichtbare vrouw, om even later in volle glorie terug te komen. Katalijn Ritsema van Eck gaat ons vertellen hoe we kunnen voorkomen dat we gek worden. Een interessant uitgangspunt, want niemand wil gek worden, toch?
“Ik ben iedere dag bang om gek te worden,” vertrouwt Katalijn toe aan haar publiek. “Heeft u dat ook?” Vooralsnog zwijgen we. Maar bij Katalijns vraag: “Wie is er bang op z’n moeder te gaan lijken?” wordt er toch hier en daar geknikt.
Al zijn mensen wellicht niet iedere dag bang om gek te worden, toch krijgen vier op de tien mensen in hun leven te maken met een psychische stoornis, aldus Katalijn en ze noemt een heel rijtje op: borderline, depressie, autisme. Zelf heeft ze een broer met het syndroom van down. Die is niet gek te krijgen. Katalijn zingt een lief liedje over hem. Ze vindt het jammer dat down ‘uit’ raakt. Maar liefst 70% van de aanstaande ouders laat abortus plegen wanneer ze horen dat hun ongeboren kind het syndroom van down heeft.
Maar hoe zit dat nou met gek worden? Er zijn bepaalde risicofactoren, waar je vaak weinig aan kunt doen, zoals: genen. Katalijn pakt twee blokken: één voor de genen van vader en één voor moeder, en stapelt ze op elkaar. Zo zijn er nog meer factoren, die ze op elkaar stapelt. Het wordt een redelijk hoge toren. Bij elk blok wordt het ons duidelijker dat Katalijn, weliswaar geboren in een villa, geen gemakkelijke jeugd heeft gehad. Zonder te verzanden in ‘ach ik ben zo zielig’ vertelt ze met de nodige humor hoe haar gezinsleven eruitzag.
Maar hoe kun je voorkomen dat je NIET gek wordt? In haar geestige, confronterende en vooral persoonlijke voorstelling geeft Katalijn haar antwoord op die vraag. En of ze zelf gek wordt? Ik denk dat ze een goede therapie voor zichzelf heeft gevonden: optreden.