Het Delft Fringe Festival is niet het enige evenement op deze zonovergoten zaterdagmiddag. Op de hoek van de Choorstraat zie ik opeens een meneer met een roofvogel staan. Langs de grachten wordt de kunst- en curiosamarkt gehouden en op de Markt is de ORIGINAL Market aan de gang. Enigszins afgeleid door een havik, kunstobjecten en zelfgemaakte kleding kom ik net op tijd bij Museum Paul Tétar van Elven aan. Doch de voorstelling blijkt verplaatst te zijn naar het Agnietenpad. Jammer, dat ga ik niet meer redden, want ik ben te voet. Dan maar naar een locatie dichterbij. Zo kom ik, niet gepland, bij de voorstelling van de VERhaler terecht.
Tekst: Marie-Jet Eckebus
Door de enthousiaste verteltrant van Arjen (de VERhaler) zit ik meteen in het verhaal, hoewel ik de eerste paar minuten heb gemist. Het gaat over een gestorven farao: Tut Ankh Amon. We kennen allemaal min of meer zijn verhaal, maar Arjen is er zelf bij geweest. Hij heeft het gezien. Hij heeft het meegemaakt. Althans, dat beweert hij. “Is dat echt waar? Of verzin je het?” vraagt zijn dochtertje. Zij heeft hem de vraag gesteld: “Hoe lang duurt eeuwig leven?” en door het verhaal van Tut Ankh Amon probeert Arjen daar antwoord op te geven. Tut Ankh Amon leeft eeuwig voort, want mensen kennen hem nog steeds. Net als Elvis en Marilyn Monroe. Eeuwig leven duurt zolang mensen zich jou herinneren.
Na afloop van zijn bevlogen vertelde verhaal, zegt Arjen dat hij het vanmorgen onder de douche verzonnen heeft. Het is zodoende een primeur. Het verhaal wordt onderdeel van een grotere voorstelling met het thema ‘eeuwig leven’. Een krantenartikel over ‘de mens die 1000 jaar wordt leeft al onder ons” bracht hem op het idee. Als Arjen elke keer zo’n briljante vondst onder de douche heeft, kan hij voorlopig wel even voort met dat thema. Fijn dat ik per ongeluk bij hem terecht kwam.
Bij M Edelsmeden steken de handen uit de muur. Ze houden verschillende voorwerpen vast. In één van de handen ligt een boekje over Vermeer. De jongeman met gravenzwarte krullen die voor ons staat heeft ook een boek in handen. Doch in dit boek voert de poëzie van Herman Gorter de boventoon.
Simon Mulder, de jongeman om wie het gaat, draagt de gedichten gewoonlijk voor met begeleiding van een klankkunstenaar. Maar vanmiddag is het à capella. Op gedragen manier leest Simon een aantal gedichten voor, over de lente, over de zelfmoord van Gorter’s schoonzus, en over een vrouw.
Na een kwartiertje Gorter gaat Simon over op een verhaal van Gorter’s tijdgenoot Couperus: ‘De binocle’. Een binocle is een in onbruik geraakt object: een toneelkijker. Ondanks een aantal tijdgebonden elementen (zoals de binocle en de Duitse mark) is het een vlot, tijdloos verhaal.
Simon is een prettige verteller. Gekleed in keurig pak heeft hij een nostalgische kwaliteit over zich. Hij is gefascineerd door de 20ste eeuw en ziet paralellen met het heden. Ook toen was het een roerige tijd met oorlog en snelle veranderingen. Goed om te zien dat een jong persoon zich bezighoudt met de klassiekers. Die eigenlijk niet eens zo klassiek blijken te zijn, maar tijdloos.
Na een flinke bui is de stad weer lekker opgefrist en kunnen we ons onderdompelen in de derde Fringe-avond. En – om maar even een parallel te trekken – de eerste voorstelling die ik zie is als een verfrissende bui, vol fantasie en tintelend taalgebruik.
Eva (zang en spel) & Deborah (zang en keyboard) nemen het publiek mee in een mooie, ietwat melancholieke fantasiewereld. Ze zingen een drietal tweestemmige liedjes, die klinken als een klok. Daarnaast is vooral Eva aan het woord.
Eva heeft een obsessie. Bij alle mensen die zij ziet, verzint ze levens. Bij de man met het tandenloze bekkie die achter het station staat, bij de vrouw met de grote boodschappentassen en bij een willekeurige jongedame in het publiek. Volgens Eva is zij een tribade. Pardon? Een tribade. Eva heeft een voorliefde voor dit soort ongebruikelijke woorden. Enfin, iemand van de vrouwenliefde, dus. Doch deze tribade hoort haar eierwekker tikken en haar baarmoeder klepperen en wordt plotseling hevig verliefd op De Vruchtbare Man. De twee maken een afspraak met elkaar. Maar helaas, ter hoogte van de Oude Jan krijgt De Vruchtbare Man opeens koudwatervrees. Hij gaat er spoorslags vandoor. Heeft hij spijt? Misschien wel, want thuisgekomen schrijft hij een lieve brief aan zijn ongezaaide kind.
Eva heeft de gave haar verhaal zó te vertellen alsof ze het ter plekke verzint. Ze is een sprankelende persoonlijkheid, gecomplimenteerd door haar muzikale kompaan Deborah. Een half uur lang kijk je door haar ogen naar de wereld. En dat is een fijne manier van kijken.
Op het terras van Voorstraat 26, een voormalige pastorie, hangt een weldadige rust. Tegen de achterwand is een klein ‘altaartje’ opgesteld voor een aantal grote Franse chansonniers met als middelpunt een affiche van Juliette Greco. Aan de zijwand, waar het podium staat opgesteld, hangt een doek met een schildering waarin duidelijk Parijs te herkennen is: de Eiffeltoren, Café Les deux Magots, Café Diana, ongetwijfeld een verwijzing naar de zangeres die even later op het podium verschijnt. Zij wordt op gitaar begeleid door Paul den Bakker.
Diana begint met een prachtig, stemmig chanson. We worden door haar meegevoerd naar Saint Germain des Pres in de jaren veertig van de vorige eeuw. Een tijd waarin chansonnière Patachou haar gelijknamige cabaret runde in Montmartre. Bij Patachou werden sterren geboren: George Brassens, George Moustaki, Juliette Greco en Jacques Brel, die aanvankelijk door het publiek betiteld werd als ‘rare Belg’.
Met een warme stem, waarmee zij de chansons bijzonder mooi weet te kleuren, zingt Diana het repertoire van deze grootheden. In het Frans, op een uitzondering na: “Mijn vlakke land” van Brel, omdat Brel de Nederlandse vertaling door Ernst van Altena eigenlijk mooier vond dan zijn eigen Franstalige tekst.
Is de Franse taal niet je sterkste punt: vrees niet. Diana geeft uitleg en vertelt tussendoor over die bijzondere tijd vlak voor en na de WO II. Bijna waan je jezelf terug in de tijd op een Parijs’ terras. “Ik had dit de hele avond wel willen horen,” zegt een mevrouw na afloop. Ik denk dat velen het met haar eens waren. Wat een prachtige chansons, wat een fijne ambiance en – vooral – wat een schitterende stem.