Gewapend met een fijne pen toog Marie-Jet Eckebus op vrijdagavond 5 juni langs vier voorstellingen.
– door Marie-Jet Eckebus
De regen ruist gezellig op het dak van het Falie Bagijnhof Theater. Voor aanvang bladert het publiek in de festivalkrant, praat wat met elkaar, een mevrouw van buiten Delft vraagt waar een bepaalde locatie is. Dan begint de voorstelling.
‘Pour un flirt avec toi’ klinkt uit de luidsprekers en een zomers gekleed stel komt op, met een tent en andere bagage sjouwend. Het zijn Peter en Sonja. Ze gaan voor het eerst kamperen. Na herkenbaar geworstel met het opzetten van de tent (ze krijgen géén ruzie, dus dat zit wel goed tussen die twee) gaat Sonja zich omkleden. In paniek vlucht ze de tent uit, want er zit een grote spin op haar bikinitop. Peter, de held, moet opeens dringend naar de campingwinkel. Maar geen nood: Sonja wordt ‘gered’ door een Haagse Harry die tussendoor allerlei dubbelzinnige opmerkingen maakt.
Haagse Harry wordt gespeeld door dezelfde acteur die ook Peter speelt. Dat is niet zijn enige dubbelrol. We zien hem later terug als een paranoïde engerd die Sonja de stuipen op het lijf jaagt. Ook Sonja heeft de nodige dubbelrollen. Zij speelt respectievelijk een dronken hippiemeisje en een volksvrouw. In de scènes waarin Sonja en Peter ‘zichzelf’ zijn, komt hun spel natuurgetrouw en geloofwaardig over. Het zou mij niet verbazen als de tekst niet helemaal uitgeschreven is, maar gedeeltelijk geïmproviseerd wordt.
De dubbelrollen zijn meer ‘typetjes’. Peter is op z’n best als de engerd en Sonja doet het goed als dronken hippiemeisje met bijbehorende onbeholpen motoriek. Bij de stille scènes tussendoor (die nodig zijn om de ander zich te laten omkleden) worden oude Franse hits gedraaid. Een leuk idee, maar het is niet echt nodig. Stil spel is vaak sterker als het letterlijk stil spel is. ‘Camping’ is een luchtige, herkenbare voorstelling. Een fijne manier om de avond mee te beginnen.
Een zoon, die net uit de kast is gekomen, en zijn vader hebben elkaar een brief geschreven en die lezen ze elkaar voor,” is mij verteld. Ze weten niet van elkaar wat er in de brief staat. Dat lijkt mij heftig. Wanneer een select gezelschap zich heeft verzameld bij Kek, neemt de zoon het woord. Nerveus, maar niet onzeker, leest Jochem zijn brief voor, terwijl zijn vader tegenover hem staat en aandachtig luistert. Het is niet alleen het voorlezen van een brief, maar ook een ceremonie om de band tussen vader en zoon te bevestigen.
Op zijn weg naar onafhankelijkheid c.q. volwassenheid, wil Jochem bewust voor zijn ouders kiezen, ook al heeft hij ze niet meer nodig. Hij heeft er mooie, treffende woorden voor gevonden om zijn keuze duidelijk te maken. Vader Bruno is zichtbaar geëmotioneerd en trots. Dit kun je niet spelen. Het is duidelijk dat de mooie woorden van zijn zoon een totale verrassing voor hem zijn. “Zo, joch,” zegt Bruno en begint aan zijn eigen verhaal. Hij haalt herinneringen op aan de baby- en kleutertijd van zijn zoon. Een tijd waarin Jochem verlatingsangst leek te hebben. Bruno twijfelde eraan of hij het wel goed deed als vader, want waar kwam die angst vandaan?
Jochem ontwikkelde zich tot een man van uitersten. Iemand die graag en met gemak in de spotlights staat. Daar bewondert Bruno zijn zoon om. “Dat jij homo bent, is irrelevant,” voegt hij eraan toe. Dat is het mooiste wat een vader tegen een homoseksuele zoon (of dochter) zou kunnen zeggen. Het gaat dieper dan accepteren. Deze vader en zoon hebben een rotsvaste relatie en er is geen onvertogen woord gevallen. Toch is er niets klefs aan deze voorstelling. Het is theater in zijn puurste vorm. Eigenlijk ís het niet eens theater: het gebeurt echt.
Ik vind het een voorrecht om bij de première aanwezig te zijn. Dit was de eerste én laatste keer dat de ceremonie níet geacteerd wordt. Want hoe moet het nu verder? Jochem en Bruno zullen nog vijf keer deze ceremonie uitvoeren, maar dan is de verrassing er natuurlijk af. Na afloop spreek ik even met Bruno en stel hem deze vraag. Hij weet zelf ook niet hoe het gaat lopen. “Nu is nog niet alles tot mij doorgedrongen,” zegt hij. Hij heeft overigens nog nooit op een podium gestaan. Ik beloof hem dat ik ook naar de laatste voorstelling kom kijken, want ik ben heel benieuwd hoe dit zich gaat ontwikkelen. Eigenlijk zouden alle zoons/dochters een dergelijke ceremonie met hun ouders moeten houden.
Op het toneel staat een houten schutting. We zien geprojecteerde beelden: lichtflitsen, schaduwen. Ondertussen horen we het gerinkel van de bel van een spoorwegovergang en het lawaai van een naderende trein. Het is een onheilspellend schouwspel. Vooral wanneer er een man opdoemt, die tegen de schutting aan gaat staan. De man haalt een briefje uit zijn broekzak en stopt het in een spleet van de schutting. Dan komt een andere man bij hem staan die onbeholpen vraagt: “Heb je een rotdag?”
De toon van het stuk is meteen neergezet: onheilspellend, maar met humor. Tussen de twee mannen ontspint zich een gesprek over leven en dood. De depressieve man is vast van plan zelfmoord te plegen. Maar waarom denkt hij dan toch aan zijn tuinpad dat hij morgen recht wil leggen? Of aan de huur die nog betaald moet worden? De andere man is, toevalligerwijze, op weg naar de begrafenis van zijn oom. Een oom die zelfmoord heeft gepleegd door van een flatgebouw te springen. Kan deze man zijn depressieve gesprekspartner ervan weerhouden om te springen? En is het erg als hem dat níet lukt?
Net wanneer je denkt dat de depressieveling het leven weer ziet zitten, is er een twist in het verhaal waardoor je bijna zélf gaat denken: “Is het leven wel de moeite waard?” Aan het eind blijft de vraag: wie van de twee gaat springen? Beiden? Geen van beiden? Eén van de twee? Maar wie dan?
Dit stuk komt behoorlijk binnen en zet aan tot nadenken. Ik heb geen gelegenheid gehad om de spelers te spreken, maar ik denk dat ze uitgebreid research hebben gedaan. Misschien met overlevenden van een zelfmoordpoging gesproken. Toch is het geen voorstelling om depressief van te worden. Het geeft op z’n minst een handvat om anders over leven en dood na te denken. Als je dát met een voorstelling kunt bereiken ben je goed bezig!
Jasper van Kuijk neemt van de gelegenheid gebruik om tijdens Delft Fringe zijn nieuwe programma ‘Onder de streep’ te try-outen. Een eind heeft hij nog niet, maar de vaart zit er al aardig in.
Hij vertelt levendig over de dingen die hem zoal bezighouden. Actualiteiten, maar ook zijn vaderschap. Het leidende thema is: een teveel aan info is niet goed. Neem nou asbest. Het is prima spul: het werk isolerend en is goedkoop. Jammer dat we erachter zijn gekomen dat het kankerverwekkend is.
Van Kuijk beschouwt het leven nét iets anders dan de gemiddelde mens, waardoor zijn optreden niet enorm edgy of baanbrekend is, maar gewoon grappig en verfrissend. Even begeeft hij zich op glad ijs wanneer hij het drama bij Charlie Hebdo bespreekt. Maar zijn filosofie daarover zal niemand voor het hoofd stoten. Over filosofie gesproken: daar heeft hij ook z’n eigen kijk op.
Het nieuwe programma van Van Kuijk staat al goed in de steigers. Voor publiek dat van verfijnde kleinkunst houdt, is hij de man.