Met mijn voeten op tafel, achterover hangend op de bank, bezoek ik het Delft Fringe Festival. Regen tikt tegen de ramen. M’n thee dampt. Naast mij wordt intensief gegamed.
Met één klik ben ik bij de voorstelling Playstation Blackout van Alienated. In een overdekte binnenplaats dragen twee performers in sportieve kleding ieder een badmeesterstoel. Geen treinreis, geen dwaaltocht door Delft zoekend naar de juiste locatie, geen races tegen de klok. Een muisklik en ik ben er.
Het begint met mijn voeten die ik van tafel haal. Dan schiet ik overeind. Vanaf de rand van de bank kijk ik met ingehouden adem naar de performers die kundig door de treden van de badmeesterstoelen kronkelen, de hoge stoelen over zich heen laten vallen, pas op het laatste moment opvangen en laten balanceren in de lucht. Alle alarmbellen in mijn hoofd gaan af. Dit gaat mis, denk ik. Straks valt ze op haar hoofd. Of valt de badmeesterstoel op zijn nek. Of glijdt zij uit, struikelt hij. En er is geen badmeester die toezicht houdt!
Als zij ondersteboven hangt, aan één voet, balanceert de badmeesterstoel op één kant. Tergend traag verschuift het gewicht. Haar hoofd hangt kwetsbaar boven de stenen vloer. Ik klem mijn zweterige vingers om mijn duim, voel mijn hartslag kloppen. De gedachte dat het niet live is stelt mij enigszins gerust. Behendig laat de performer zich op de grond zakken. Ik adem opgelucht uit. Ik was al tien keer game over geweest, zou onder de blauwe plekken hebben gezeten, en minstens mijn nek hebben gebroken, maar zij hebben dit spel zichtbaar vaker gespeeld.
Hoewel ik jaren niet meer had gegamed, heb ik vorige week twee levels Crash Bandicoot op de Playstation uitgespeeld. Het werkte direct verslavend. Waar ik eerst telkens door bloemen werd opgegeten, in brand vloog of in het water viel en verdronk, sprong ik na een aantal pogingen moeiteloos over de obstakels heen. Ondanks dat ik blij was dat ik het level had voltooid, wilde ik het nog eens spelen om alle punten uit het level te halen. Als ik bepaalde periodes uit mijn leven opnieuw mocht spelen, zou ik dat zeker doen. Uiteindelijk word je er wellicht beter in, in leven.
Ik kom op adem en verplaats mijn laptop naar de eettafel, om daar de voorstelling IRMA van Tappin-It Collective te bekijken. Twee performers strak in mantelpak met stropdas beginnen de voorstelling muzikaal. De één speelt met de rug naar de camera saxofoon, de ander staat achter een keyboard.
Achter de katheder verkondigen ze met kinderlijke stem in brabbeltaal belangrijke dingen. Hun gebrabbel galmt door de ruimte. Door hun zakelijke voorkomen lijkt wat ze zeggen van belang, maar ik begrijp het niet. Ook niet als ze grote Amerikaanse woordeloze woorden gebruiken.
Ik raak gefrustreerd en zoek naar houvast. Wat doet die ouderwetse rode draaitelefoon bovenop de zuil? In hoeverre werken die oude communicatiemiddelen nog? En de rode knop, is die er voor noodgevallen? Vanwaar die twee vlakken? Zijn dat 1,5 meter vakken? Is dit een persconferentie? Slaat de titel IRMA op de doventolk Irma? Onrustig schuif ik op mijn stoel heen en weer.
De woordeloze humor, het cartooneske, de muziek en het geklikklak op de vloer daarentegen begrijp ik volkomen. Als de pogingen tussen de performers met woorden te communiceren via briefjes, telefoon en lange spreekbuis mislukken, word ik rustiger. Ik adem opgelucht uit en durf genoegen te nemen met de onverstaanbaarheid.
Ik moet denken aan de laatste maanden uit het leven van mijn oma. Met het laatste beetje kracht dat haar broze lichaam bezat perste ze woorden over haar lippen om met mij te communiceren. Ik verstond haar niet meer, en dus knikte ik, omdat ik het zielig vond om haar de woorden nog een keer te laten zeggen. Hoe belangrijk zijn woorden werkelijk?
Juist in de tapdance, in de ritmes, de dynamiek en de muzikale interacties, krijgt de voorstelling voor mij betekenis.
Voor de laatste voorstelling SSESSOP van Sherise Strang en Mayke van Veldhuizen verplaats ik naar mijn slaapkamer. Ik open mijn laptop op mijn bed.
Op een houten vloer ligt een vrouw in een zwarte jurk. Via hoge ramen schijnt zonlicht naar binnen dat het stof uit de ruimte zichtbaar maakt. Een andere vrouw, die dezelfde jurk draagt, loopt naar de vrouw die laveloos op de vloer ligt. Ze heeft haar blik op het lichaam gericht. Ze tilt de arm van de vrouw op en laat die vallen. Ze tilt een been op, laat het been vallen. Ze slaat de slappe arm van de vrouw om zich heen, kruipt tegen haar aan. Het zware hoofd valt op haar schouder. Liefdevol bekommert ze zich over het lichaam, sleept het mee door de ruimte. De huid die over het hout veegt piept. Ze veegt een pluk haar uit het gezicht, doet het jurkje goed. Ik ga plat op mijn buik liggen met mijn hoofd bijna tegen het scherm. De onheilspellende intimiteit is voelbaar.
Ik moet ineens denken aan de peuter die een aantal jaren geleden in een gorillaverblijf viel. De vrouwelijke gorilla nam hem in haar handen en bracht hem naar een veilige plek waar ze hem aaide. Ze joeg de andere gorilla’s weg. Hoewel het liefdevol was, werd ik er ook akelig van. Was hij haar bezit geworden? En hoe zou ze reageren als hij haar terug zou knuffelen?
De dynamiek verandert. De ruimte vult zich met rook. Alles wordt mistig. Ver weg op de achtergrond hoor ik in mijn slaapkamer regen tegen de ramen kletteren.
De vrouw die eerst laveloos op de grond lag, wil de andere vrouw omhelzen, aanraken. Ze duwt haar tegen de muur. Haar handen bewegen over haar lichaam. Ze lijkt niet door te hebben dat de vrouw weg wil. Ze lijkt bezeten door haar eigen verlangen.
Ik vraag mij af of bezetenheid altijd tot iets slechts leidt. Ik denk aan verkrachtingen en aanrandingen. Waarschijnlijk wordt bezetenheid niet voor niets geassocieerd met de duivel, agressiviteit en kwaadaardigheid.
Kun je verblind door verlangen de mens achter een lichaam niet meer zien? Of is bezetenheid altijd slecht, omdat de verhoudingen ongelijkwaardig zijn?
Ik blijf na deze voorstelling achter met een dubbel gevoel. De beelden waren enorm esthetisch, met het zonlicht, de bewegingen, de zachte muziek, de prachtige lichamen. En toch bekruipt mij iets akeligs, iets duisters.
Drie voorstellingen, drie locaties, drie ruimtes in mijn huis. Ik kom overeind. Er is geen laatste trein die ik moet halen. Geen landschap dat voorbijraast, terwijl ik namijmer. Geen wandeling in het donker van het treinstation naar huis. Alleen een muisklik. Een klik en ik ben weer thuis.
Dit essay werd geschreven door Saskia de Haas in opdracht van Delft Fringe Festival & werd begeleid door Domein voor Kunstkritiek. Deze duurzame samenwerking legt een verbinding tussen jonge getalenteerde schrijvers en makers. Lees er hier meer over. Luister hier naar een radiointerview met Saskia de Haas over het schrijven van dit essay.
Koop tickets voor Playstation Blackout