Essay van Jeroen: Woede en verlangen .

03 juni 2021

Ik kan deze voorstelling pauzeren en terugspoelen. Handig. Niet meer dat snelle gekrabbel om die ene quote te onthouden of die zwarte gaten in je geheugen als je begint met schrijven. Voor een schrijver is het zo gek nog niet, dat virtuele theater. Maar kijkend naar de online editie van het Delft Fringe Festival bekruipt me het verlangen om daar te zijn: het notitieblokje uit het raam te gooien, door mijn scherm heen te stappen en te gaan zitten.

Als ik dat kon doen, zou ik eerst tegenover Ramon Chartrer en zijn driekoppige band zitten. Dan kon ik de vibraties van de elektrische gitaar, het drumstel en het keyboard horen en luisteren naar de reacties in de zaal. Live muziek in een intieme locatie: het was ooit zo vanzelfsprekend, maar inmiddels is het gewone bijzonder geworden. Chartrer omschrijft zijn voorstelling Roestplaats als ‘een plek waar al onze manische hersenspinsels en diepste gevoelens rustig kunnen zegevieren’. Hij zingt over een innerlijk beest dat hij probeert te temmen, maar nu even loslaat. Wanneer hij de bus betreedt, moet hij zich bedwingen om niet de bralleriger jongens aan te pakken die hem en de chauffeur aan het uitdagen zijn. Als hij eruit komt, moet hij zijn hormonen in toom houden wanneer hij een wildvreemde vrouw op een bankje ziet zitten. Maar vooral de concurrentie van andere mannen wordt een terugkerend thema. Niet alleen de nieuwe vriend van een ex wordt gretig in elkaar geslagen, ook de denkbeeldige exen van (eveneens denkbeeldige) bezoekers moeten eraan geloven.

Ramon Chatrer

Zonder publiek is die zet wat mechanisch, maar ik doe mee aan het gedachte-experiment. Wat als daar de nieuwe vriend van mijn ex stond en wat als hij in elkaar geslagen zou worden? Zou ik daar voldoening uit halen? Ik weet het niet. Ik weet niet of de manische hersenspinsels van Chartrer ook de mijne zijn. De opgekropte woede herken ik wel, maar na maanden coronacrisis wordt het door andere onderwerpen gevoed en zijn er andere figuren waar ik het met liefde op af wil reageren. Desnoods samen met de vriend van mijn ex. Het idee dat mannen diep van binnen een soort jager-verzamelaars zijn gebleven die met andere mannen vechten om een vrouw - en dat ingehouden emoties automatisch daar over gaan - is een wat verouderde, heteronormatieve invulling van mannelijkheid.

Toch brengt Chartrer een diepere laag aan in zijn voorstelling door te suggereren wat er achter het haantjesgedrag zit. Waar hij in tekst een bos beschrijft waar hij met verschillende mannen geconfronteerd wordt, horen we in zijn liedjes verhalen over familieruzies en de relatie met een afwezige vader waar hij op lijkt. Ook de vader komt tegenover hem te staan in het bos, maar dan maakt de agressie plaats voor een omhelzing. Uiteindelijk zit er een dubbele bodem onder de twee archetypes die Chartrer tegenkomt. De nieuwe, knappere man die met de ex danst is een ideale boksbal, maar ook een wit doek waar je al je eigen onzekerheden op kan projecteren. De vaderfiguur is iemand die je misschien wel een mep wil verkopen, maar toch omhelst. 

 

Bart Hoevenaars

In de volgende voorstelling die ik op mijn scherm zie is er geen sprake van gebroken relaties. Integendeel: de romance tussen dichter, tekenaar, hematoloog en bioloog Leo Vroman en zijn vrouw Tineke heeft een wereldoorlog overleefd en verschillende continenten en decennia overbrugd. In Vuist Boven de Grond heeft muzikant Bart Hoevenaars de gedichten van Vroman op muziek gezet en gekoppeld aan zijn liefdesgeschiedenis met Tineke. Naast de muzikanten zien we een projectiescherm waarmee Hoevenaars een extra dimensie geeft aan het al multidisciplinaire werk van Vroman. We lezen de gedichten en zien illustraties, en horen bovendien hoe die gedichten op muziek zijn gezet.

Dat samenspel is interessant. Hoe maak je een lied van een tekst die daar eigenlijk niet voor is bedoeld? Dat lukt niet altijd. Soms lenen de teksten van Vroman zich niet goed voor een lied: ze zijn er te lang en compact voor, waardoor het lastig wordt om het ritmisch op orde te krijgen. Maar als het wel lukt, ontstaat er iets moois. Met name de opening, het gedicht Drie stenen zitten op een steen, is daarvan een geslaagd voorbeeld. Vroman heeft de zinnen (‘drie stenen zitten op een steen / acht stenen liggen eromheen’) met zo’n precisie gekozen, dat het bijna lijkt of de teksten gemaakt zijn om op de melancholische muziek van Hoevenaars gezet te worden.

Bart Hoevenaars

Die melancholie zit in de aard van Vromans werk, maar ook in de liefdesgeschiedenis die via vertellingen en videoprojecties verteld wordt. Leo Vroman en Tineke ontmoetten elkaar op jonge leeftijd en werden gescheiden tijdens de oorlog: hij vluchtte, zij bleef in Nederland. Na de oorlog bleef hij brieven schrijven, niet wetende of zij getrouwd of overleden was. En uiteindelijk zouden ze samen oud worden. Het zijn verhalen die ik me moeilijk meer kan voorstellen: een verlangen naar elkaar dat zo onveranderd sterk blijft, zelfs als de ander aan de andere kant van de wereld leeft en enkel papieren brieven kan sturen. Dan mag ik in tijden van isolatie toch blij zijn om anderen virtueel te ontmoeten.

Dit essay werd geschreven door Jeroen van Wijhe in opdracht van Delft Fringe Festival & werd begeleid door Domein voor Kunstkritiek. Deze duurzame samenwerking legt een verbinding tussen jonge getalenteerde schrijvers en makers. Lees er hier meer over.

Koop tickets voor Ramon Chatrer

Met dank aan

Subsidiënten en begunstigers