Het is juni 2022. Ik mag weer. Delft Fringe is geopend en ik ga in gesprek met haar bezoekers. Live. Op locatie. In vier dagen zal ik zeven locaties bezoeken. De zon schijnt en de grachten liggen vol waterlelies, groen blad en witte bloemen. De eerste deur waar ik aanklop is die van de Stadsboerderij. Een woonvereniging. Ik krijg koffie en cake. Er lopen artiesten in en uit, vrijwilligers. Eet je vanavond ook mee, wordt er gevraagd?
Ik praat met Marijn, Sigurd, Anoek en Lilian. Drie generaties bewoners. Mijn kleindochter is tijdens Fringe geboren, zegt Lilian. We hebben het over het ritme en het geluid van de dansvoorstelling die ze op de openingsavond, hier, in hun tuin heeft gezien. Het ritme van natte handdoeken die tegen een tobbe werden geslagen. Ze is niet visueel ingesteld. Ze onthoudt verhalen. Soms weet ze tien jaar later nog precies wat iemand heeft gezegd, maar niet hoe diegene eruit zag.
Marijn vertelt me over Imposter. Hij dacht dat de titel van deze voorstelling van danser Naïma Souhair naar een online multiplayer game verwees, Among Us, waarin je bedriegers moet opsporen en elimineren. Ik vraag hem of hij de term Imposter syndrome kent. Ja, zegt hij, dat je een stemmetje in je hoofd hebt, dat je vertelt dat je niet goed genoeg bent. Dat heeft hij ook gehad. Op de middelbare school is hij blijven zitten op Engels. Hij heeft dyslexie. Op Discord, een online ontmoetingsplek voor gamers, kon hij niet anders dan Engels praten met zijn vrienden. Daar ontdekte hij dat hij de taal leuk vond. Er zit een gedreven jongen tegenover me, niet gehinderd door zijn onzekerheid. Het raakt me.
Het is de eerste zaterdag en onder de houten overkapping op de binnenplaats is een speelvlak gemaakt. Het is gaan regenen dus ik zit binnen, in de opkamer. Onder de foto’s van historische Delftse vrouwen in boeren klederdracht. Ik hoor flarden van de voorstelling Leuk geprobeerd! van de Prima Donna’s. Na afloop spreek ik met Marion. Ze is de moeder van Sam, een van de twee zangers. Ze zegt dat ze op mij komt oefenen. Ze woont in Amsterdam. Dat je daar anders kan zijn, vindt ze fantastisch. Daarom houdt ze van de stad. Maar als het om haar eigen kind ging was het anders. Ze heeft hem vroeg geleerd om niet te veel op te vallen, zegt ze, om hem te beschermen. Daar wil ze haar verontschuldig voor aanbieden.
Op zaterdagavond zit ik in het Prinsenkwartier. Met een kleine tafel en twee gekleurde stoelen op de klinkers voor de deur van de expositieruimte die die avond dienst doet als voorstellingsruimte. Tegenover een standbeeld van Willem de Zwijger. Een koning die volgens de overlevering nooit het achterste van zijn tong liet zien. Een stille, groene oase, aan de rand van de stad.
Op woensdag zit ik in de Sigarenfabriek. Het is het staartje van het natste pinksterweekend sinds 1945. Binnen staat een Gispen bureautje, met op het tafelblad de roze hoed. Mijn kookwekker, mijn schriftje, mijn polaroidcamera. En een schaaltje mini Twixen. Er speelt een familievoorstelling. De jonge bezoekers willen me graag vertellen wat ze hebben ervaren. Ze staan op een kluitje en vullen elkaar aan. De moeders luisteren vanaf een veilige afstand mee, reageren, interpreteren, sturen bij.
Vrijwilliger Chris is de eerste die me vertelt over de jonge choreograaf Niek Wagenaar. Hij heeft de voorstelling, Nymphs, die uiteindelijk op de laatste dag de publieksprijs zal winnen, al drie keer gezien. Maar vanavond ga ik nog een keer, zegt hij. De eerste keer was hij jaloers. Hij is 67, maar hij heeft zelf gedanst vroeger. Deze mensen zijn zo bedreven en gedreven. Ze doen het zo goed. De tweede keer dat hij ging dacht hij: Ik laat het gewoon over me heen komen. Toen zat hij mee te dansen, in zijn lichaam en zijn mind. Toen werd hij een beetje verdrietig, een beetje geëmotioneerd: dit kan ik niet meer. Hij moest het loslaten. Hij zei tegen zichzelf: Wees blij dat je het allemaal niet meer hoeft te doen. De derde keer nam hij een vriendin mee, zij heeft een dansschool. Het had hem zo geraakt, dat wilde hij met haar delen. Het bezorgde hem kippenvel.
Op woensdagavond in het Vakwerkhuis, voor gesprek 19 en 20, ontstaat een rij. Collectief Opblotevoeten speelt Zegt dit iets. Een in eerste instantie anderhalf uur durende, fysieke theatervoorstelling die ze voor Delft Fringe hebben ingekort tot een half uur. Ze houden het voor zichzelf open, vertelt een van de jongens me voor aanvang. Dat houdt het leuk. Bezoekers Sibrenne en Alice vertellen me erover. Ze weten niet meteen wat ze hebben ervaren en komen daarom even bij me zitten. Het levert twee totaal verschillende ontmoetingen op. En ook verschillende conclusies.
Een van de eerste vragen die Sibrenne stelt is: Hebben ze eigenlijk wel een plan? Ik vraag haar of ze het hebben van een plan belangrijk vindt. Ze zegt dat ze plezier had in het losse, in wat niet duidelijk afgesproken was of af, dat het haar iets kind-achtigs liet ervaren. Ze heeft al veel op het festival gezien zegt ze, maar hier moet ze op puzzelen en eigenlijk bevalt dat haar.
Alice is vormgever. Ze is kritisch. Het begon met een manshoge berg bruin papier, zegt ze. Dat was spannend. Daar zaten zo veel nuances in, kleurtonen, ritmes, bewegingen. En er was ook een geheim, je wist niet of er iemand onder zat, wat er zou gebeuren. Toen de performers na een minuut of tien alle vier zichtbaar werden was voor haar de spanning weg. Het theater was weg. Het theater hield op met bestaan, zegt ze. Ik vraag wat ze daarna zag. Ze zegt dat ze vier jongeren zag, zoals ze die ‘s avonds ook op straat ziet. Met blikjes bier in de hand, die tegen dingen aan trappen. Ze gingen even naar buiten om te roken. Dat vond ze niet kunnen, ze had gevraagd of de deur dicht kon. Ik zeg dat ik merk dat ik probeer ons gesprek een bepaalde kant op te sturen. Waarom, vraagt ze, omdat je van het festival bent? Nee, zeg ik, als mens. Ik voel me er blijkbaar verantwoordelijk voor dat ze vanaf dat moment iets miste. Ik wil het voor haar oplossen. Dat hoeft niet, zegt ze, die eerste tien minuten waren prachtig. Dat vind ik genoeg.
In totaal spreek ik 34 mensen. Over twintig verschillende voorstellingen. De meeste gesprekken, bijna 1/3 e van het totaal, gaan over dans. De meest emotionele gesprekken voer ik over Adem van TG Vagebond, Don’t let it worry you now van Skandalisi Dance en Nymphs van Niek Wagenaar.
Op zondagmiddag sluit ik af in de binnentuin van de Genéstetkerk, aan de biertafel van het naastgelegen studentenhuis. Ik spreek er onder andere met Cees (met wie ik vorig jaar online ook al een fantastisch gesprek had). En met Dora, die me over De Influisterboot van Celine Werkhoven vertelt. Celine doet een beetje hetzelfde als jij, zegt ze, na afloop. Ze luistert heel goed, en dan geeft ze iets terug. In dans, in haar geval. Dora had een knalgroene regencape aan en een blauwe paraplu. De wind blies het bootje onder een bruggetje. En toen voelde ze de intimiteit. De afgelopen dagen dacht ze er vaak aan terug: Nu schijnt de zon, maar toen regende het en mocht ik iets loslaten.
Dicht bij Anna is een 1-op-1-bezoekersprogramma dat schrijver en contextprogrammamaker Anna van der Kruis ontwikkelde met Theaterfestival Boulevard en dat zij de komende jaren op festivals verder ontwikkelt vanuit het Domein voor Kunstkritiek. Vorig jaar sprak Anna tijdens de online editie van Delft Fringe Festival digitaal met publiek. Dit jaar ging ze live met bezoekers in gesprek.
Foto: Anna van der Kruis bij de polaroid foto's van iedereen die ze sprak op het festival.